Ziekte van Fabry (alfa-galactosidasedeficiëntie)Inleiding
In 1898 beschreven de artsen Anderson en Fabry onafhankelijk van elkaar de eerste patiënten met wat later de ziekte van Fabry zou gaan heten. Door de jaren heen werkten verschillende artsen aan het ophelderen van de ziekte. In de jaren '60 van de vorige eeuw werd duidelijk welk enzymdefect de ziekte veroorzaakt. De ziekte van Fabry hoort tot de groep van lysosomale stapelingsziekten.
Lysosomen zijn onderdelen in de cellen van een mens. Het zijn in feite de recyclefabriekjes van de cel waar moleculen worden afgebroken. Dit zijn oude, kapotte celonderdelen, of bijvoorbeeld delen van virussen of bacteriën die door het lichaam zijn vernietigd. In deze lysosomen worden grote moleculen in kleinere stukken geknipt, waarna ze door de cel hergebruikt worden. De gemiddeld 300 lysosomen in een cel zijn zeer verschillend. Hun vorm is afhankelijk van welke moleculen ze precies moeten afbreken. Binnen een lysosoom zijn tientallen enzymen actief die elk een specifieke stap in het verknippen van een stof uitvoeren. Als er een enzym ontbreekt of zijn werk niet goed doet, kan één stap in de verwerking niet worden uitgevoerd. De stof die verwerkt had moeten worden, hoopt zich dan op in het lysosoom. Vandaar de naam lysosomale stapelingsziekten: een ongewenste stof stapelt zich op in het lysosoom. Dit heeft gevolgen voor de cel en uiteindelijk ook voor de organen en het lichaam.
De groep lysosomale stapelingsziekten is verder onder te verdelen naar de soort stof (het molecuul) die zich in de lysosomen opstapelt. Bij de sfingolipiden is dat een bepaald type vetten. Die hopen zich op in de lysosomen waardoor de cellen extreem groot worden en er onder de microscoop schuimachtig uitzien. De precieze samenstelling van die schuimcellen verschilt en is vaak kenmerkend voor een bepaalde ziekte.
De ziekte van Fabry wordt veroorzaakt door een defect in het enzym alfa-galactosidase A. Doordat dit enzym niet goed werkt, wordt een aantal specifieke vetachtige stoffen niet goed afgebroken. Deze stoffen stapelen zich bij Fabry-patiënten voornamelijk op in de wanden van de bloedvaten.
In Nederland komt de ziekte van Fabry naar schatting bij ongeveer 1 op de 40.000 levendgeboren kinderen voor.