Zellweger-spectrum-aandoeningen / Peroxisomale BiogenesedefectenSymptomen

Verdenking op ZSD moet ontstaan als een pasgeboren baby een of meer van de volgende klachten heeft:

  • lage spierspanning: baby''s zijn te slap. Soms kunnen ze zich niet bewegen en hebben ze niet genoeg kracht om te drinken. Dan hebben ze sondevoeding nodig.
  • een verhoogde kans op luchtweginfecties: doordat ze niet goed kunnen hoesten, kunnen baby's luchtweginfecties krijgen.
  • abnormale gelaatstrekken: pasgeborenen hebben vaak duidelijk zichtbare aangeboren afwijkingen, zoals een hoog voorhoofd en een plat achterhoofd, te laag ingeplante en abnormaal gevormde oorschelpen, afwijkende handlijnen en soms klompvoetjes. Het gezicht van pasgeborenen met een ZSD lijkt soms op dat van iemand met het Down-syndroom. Ook kunnen ze afwijkende handlijnen hebben en soms klompvoetjes.
  • epilepsie
  • een afwijking in de aanleg van de hersenen
  • nierprobleme
  • een vergrote lever: baby's krijgen daardoor geelzucht en snel blauwe plekken. Ze hebben dan een bolle buik.

De symptomen van de neonatale vorm van een ZSD zijn dusdanig ernstig dat de meeste patiëntjes in het eerste levensjaar overlijden.

Bij wat oudere zuigelingen of kinderen kunnen de volgende klachten op een ZSD wijzen:

  • retinitis pigmentosa (een groep erfelijke ziekten van het netvlies) en afwijkingen aan de oogzenuwen of staar. Hierdoor kunnen kinderen minder goed zien.
  • gehoorverlies
  • ontwikkelingsachterstand, zowel lichamelijk als verstandelijk
  • nierproblemen
  • hartafwijkingen
  • vergrote en matig werkende lever: hierdoor kunnen geelzucht en bloedstollingsafwijkingen (snel blauwe plekken) ontstaan.
  • probleem aan de bijnier waardoor er te weinig cortisol (bijnierschorshormoon) wordt aangemaakt
  • leukodystrofie (wittestofafwijking in de hersenen): hierdoor kunnen verschillende neurologische problemen optreden.
  • perifere neuropathie en moeite met de coördinatie (ataxie).

Bij de matig-ernstige vorm kunnen baby's zich de eerste maanden bijna normaal ontwikkelen. Echter in de loop van het eerste jaar gaan ze geleidelijk achteruit. Veel kinderen overlijden voor de puberteit. Patiënten met de hele milde vorm kunnen ‘bijna’ normaal naar school (bijv. met hulp van een schrijftolk). Patiënten kunnen volwassen worden.